Zebra-doek, 1982 (collection Stedelijk Museum Amsterdam)
Patronen Kunst De geschiedenis zoals we die nu kennen is voornamelijk gebaseerd op de overblijfselen van de verschillende culturen: de zogenaamde kunstwerken. Vroeger was kunst een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven. Zij was de materiële neerslag van het geestelijk leven, zij diende om het leven af te beelden, uit te beelden of om de mensen iets in te beelden. Van magische relikwieën tot luchtige versiering, overal verrijkte men het bestaan en gaf men uitdrukking aan de zinnebeelden. De kunstenaar was een belangrijk man naast het opperhoofd en de medicijnman. Hij was de uitvinder en vormgever van de cultuur. De eerste kunstwerken bestaan vaak uit magische tekens, die geboorte, leven en dood verbeelden. Van vruchtbaarheidsbeelden tot levenstekens, overal ontwikkelden zich symbolen als voorloper van het schrift. Door het vlechten van slaapmatten, het naaien van dierhuiden tot kleding en tenten, het weven van stoffen en het bakken van potten om er water en voedsel in te bewaren ontdekte men overal ter wereld de schoonheid van patronen. De herhaling van motieven schiep een gevoel van harmonie en beeldde de verbondenheid uit van de verschillende elementen, zoals die in de natuur werden ervaren. Elk motief is een symbool met een bepaalde betekenis, een grondgedachte en beweegreden met voor elke stam een eigen interpretatie. De overeenkomst in motieven over de hele wereld doet vaak denken aan universele tekens, zoals we die nu kennen in de bewegwijzering. Patronen dienden als verfraaiing met een spirituele werking als verafgoding en bescherming. De psychedelische ervaring van het patroon hielp bij het beoefenen van de religie. Ook nu nog zien we het gebruik van mantra's en doolhoftekeningen. Bij de eerste grote beschavingen stond de wetenschap in dienst van de religie. Het geheim van de nieuwe technische ontwikkelingen werd angstvallig door ingewijde priesters bewaakt, die op hun beurt de kunstenaars inspireerden. De tempels in Egypte en Zuid-Amerika zijn nu nog mysterieuzer dan in de tijd dat ze opgericht werden. Het waren de Grieken die de wetenschap loskoppelden van religie en haar een eigen plaats in de Universiteit gaven. Hierdoor was de kunstenaar niet zozeer uitvinder meer als wel afbeelden en vormgever. De kunstenaar moest de heersers verheerlijken en later ook de Heer. Na het Romeinse Rijk stond alle topkunst in de westerse wereld in dienst van de Kerk en aristocratie. Er was weinig ruimte voor zelfexpressie. De adel liet grote monumenten en kastelen bouwen en parken aanleggen en verzamelde portretschilderingen voor zichzelf. De Kerk was destijds een Bijbels Museum met de mooiste kunst om de mensen zoveel mogelijk te begoochelen. Kunstenaars waren belangrijk, omdat zij als enig en beelden konden scheppen die uiting aan de cultuur gaven.